Gisteren gingen we naar de begrafenis van de zoon van twee collega’s van papa, gestorven na een dapper maar oh-zo-oneerlijk gevecht tegen pancreaskanker. Een jongeman van 29, iemands zoon, verloofde, broer, peter, vriend, collega, lid van de dorpsfanfare, van een muziekband, groepsleider van de chiro … Kortom, iemand die zowat overal betrokken was en dus ook door velen gemist zal worden.
Het was een prachtig afscheid: een niet te stuiten stroom van mensen die kwamen groeten. Velen bleven de hele dienst staan, in de zaal, de inkom en ook buiten. Heel persoonlijke teksten van en door ouders, zussen en verloofde, afgewisseld met muziek door de fanfare en de band … Mooier en persoonlijker afscheid nemen was niet mogelijk.
Dit afscheid bracht voor ons een storm aan emoties met zich mee, ook al kenden we de overledene zelf niet. Vastberadenheid om aanwezig te zijn en de ouders een hart onder de riem te steken. Schuldgevoel omdat de strijd bij hen slecht afliep, terwijl wij volop in een overwinningsroes leven. Onnoemelijk verdriet en de pertinente vraag “hoe moeten die mensen in godsnaam verder na zo’n verlies”. Verwondering en bewondering dat iemand in zo’n kort leven zoveel mensen wist te raken. Vreugde omdat zovelen aanwezig waren en meeleefden. Verbijstering om het schrijnende onrecht dat zo’n jong en beloftevol leven al voorbij is.
We dragen de sporen van dit afscheid al het hele weekend met ons mee en zullen ze misschien wel nooit meer helemaal kunnen afschudden. Dit was sinds Lucas onze eerste en tegelijk zeer directe confrontatie met de oneerlijkheid en onrechtvaardigheid van kanker. Hoe dapper en moedig de strijd ook wordt aangegaan, er is geen enkele garantie dat je het haalt.