De papa van een meisje uit Lucas’ klas is deze week overleden aan kanker. Dat laat niemand, maar ook zeker Lucas niet onberoerd. “Welke kanker had de papa van X?” vraagt hij. Wij antwoorden naar waarheid dat hij lymfeklierkanker had. “Is dat de sterkste kanker die er is?” vraagt hij vervolgens, alsof hij hoopt dat we hem op die manier kunnen geruststellen dat zijn kanker wél te genezen is. We proberen hem duidelijk te maken dat kanker zo niet in elkaar zit, dat uiteindelijk elke kanker te sterk kan worden.
Deze ochtend, op weg naar Gasthuisberg voor een bloedname, begint Lucas er weer over: “Wanneer gaan we naar de begrafenis van de papa van X, mama?” “Morgenochtend” antwoord ik. “Welke kanker is nu eigenlijk de ergste, mama?” vraagt hij vervolgens. “De ergste kanker is de kanker waarvan je niet meer beter wordt, Lucas” antwoord ik. “Of die in je hoofd, je buik, je grote teen of je bloed zit, maakt niet uit.” Hij laat mijn antwoord even bezinken, maar dan komt onherroepelijk De Vraag: “Ga ik genezen van mijn kanker?” We zitten al zo lang te wachten op deze vraag, dat het antwoord klaar ligt op mijn tong. “De dokters doen heel erg hun best om jou te genezen, maar we moeten er rekening mee houden dat het ook kan dat ze je niet kunnen genezen. Dan is jouw kanker ook te sterk.” “En wat gebeurt er dan?” vraagt Lucas meteen. “Ofwel gaat je tumor eerst helemaal weg en lijk je genezen, maar komt hij op een dag terug en krijgen we hem dan niet meer weg. Ofwel krijgen we je tumor niet helemaal weg en moeten de dokters proberen om hem zo lang mogelijk zo klein mogelijk te houden.” antwoord ik. “En als ze dat dan niet meer kunnen, mama, wat gaat er dan gebeuren?” Ik slik even, want ik voel dat ik The Forbidden Word niet meer kan ontwijken. “Dan zullen we heel erg veel verdriet hebben, want dan weten we dat jij zult doodgaan. Niet meteen, maar op den duur wel.” “En is doodgaan erg?” volgt meteen. “Doodgaan is erg omdat we jou dan gaan moeten missen.” zeg ik naar waarheid. “Maar ik geloof wel dat jij dan alles zult kunnen doen, dat je niet kon toen je nog leefde: vliegen, op een wolk zitten en op elk ogenblik dichtbij de mensen zijn waar je graag bij wilt zijn.” “Oh maar dan wil ik nu wel al meteen dood zijn hoor” grapt Lucas. Het is duidelijk dat hij genoeg heeft van het gesprek. Ik laat het dan ook verder rusten, al druk ik hem wel op het hart dat als hij daar vragen over heeft, dat hij ze dan altijd moet stellen.
Na de middag gaan we langs op school. Lucas’ bloed staat heel erg goed, waardoor hij in de namiddag mee kan naar de speeltuin met zijn klas. Voor ze vertrekken knutselt hij nog een tijdje met X en enkele andere klasgenootjes. Ze maken mooie dingen voor de papa van X en praten onder elkaar over ziek zijn en doodgaan. “Ik kom morgen zeker naar de begrafenis, X.” zegt Lucas verschillende keren. “Ik wil er zijn voor jou, want jij hebt nu veel verdriet, want jij moet nu je papa missen. Maar hij kan altijd bij jou komen hoor” zegt hij nog. “Als je dood bent, kun je alles wat je niet kon, toen je nog leefde. Je papa kan nu altijd bij jou zijn. niet alleen thuis, maar ook als je in de klas zit.”
Kippenvel, trots, verdrongen tranen, geluk… Dit was een van de mooiste en meest intense momenten die ik al ooit heb meegemaakt.
…. xxx
….
kippenvel…
…
Hoe jullie Dit Gesprek met hem voeren, en ondertussen zo dicht bij zijn beleving en jullie eigen grootste pijn kunnen blijven… Eerlijk zijn én hem vertrouwen geven tav waarmee hij zit… Groots, sterk, een voorbeeld en inspiratie voor vele ouders, ongetwijfeld. Héél erg verbonden met jullie, Laura (oud-GDW-er).
in waarheid omgaan met een zevenjarige… en de juiste woorden vinden en altijd die hoop… ook al is het op ‘jij zult altijd bij ons zijn en wij bij jou..’.maar we hopen dat nog heel lang hier bij jullie.
een jongetje zei “je suis grandi dans ma tête” ..
heel genegen
Lucas heeft het goed begrepen en weet het direct door te geven aan zij die het op dat moment het hardste nodig hebben…